Bijgaand gaat een brief van onze bisschop Jan Liesen, die ernstig ziek is.
Een update over zijn gezondheid kunt u hier vinden.
Hij richt zich hierin tot allen die voor hem gebeden en meegeleefd hebben. Hij reflecteert op zijn ziek-zijn en wat dit voor hem betekent.
Aan allen die de afgelopen maanden hebben gebeden en meegeleefd
“De maat van ons leven is zeventig jaar, of als wij heel sterk zijn tachtig”, zo lezen we biddend in de Psalmen. Terwijl niemand weet wanneer de Heer hem of haar uit dit leven roept, is toch de algemene verwachting dat we minstens zeventig of tachtig halen. Zo schuift bijv. de leeftijd waarop we AOW-gerechtigd worden, steeds verder op. Sinds het begin van afgelopen zomer, echter, kijk ik daar anders tegenaan. Velen zeiden dat ik er niet goed uitzag en ik dacht dat het de drukte van de werkzaamheden was. Het bleek een kankergezwel te zijn. Toen het in juli eenmaal was ontdekt, en nog voordat het onderzoek goed en wel gestart was, was meteen een preventieve ingreep nodig. Bij die operatie hoorde ik de statistische levensverwachting: één jaar en een misschien beetje langer wanneer de behandeling aanslaat …
Er begon een nieuwe fase in mijn leven die ik niet heb zien aankomen en die nog steeds voortduurt. Eigenlijk is het geen “fase” maar een verandering die blijft. Het heeft veel met me gedaan en ik wil de tallozen, die de afgelopen maanden hun gebed en medeleven hebben betuigd, danken; ook wil ik iets delen van wat er gebeurd is en nog steeds gaande is. Het spreken met de Heer en het luisteren naar zijn woord is verdiept. Het getijden-gebed van de Kerk kwam op een nieuwe manier binnen. “Mijn lenden zijn hevig ontstoken, geheel mijn lichaam is ziek”, of “Hoe lang zal uw dienaar nog leven?” of “Mijn woning op aarde wordt afgebroken en neergehaald als een herderstent”, zulke woorden kan ik niet biddend lezen zonder ze meteen op mezelf te betrekken. De eerste heldere gedachte die in mij opkwam, was een herinnering.
Ik ben een gewoon mens van vlees en bloed en wil leven en alles doen wat voor herstel bevorderlijk is. Maar toen de situatie goed begon door te dringen, kwam de herinnering aan de priesterwijding in me op. Aan het begin van de wijdingsliturgie is er een moment dat de kandidaten worden opgeroepen. Een diaken zegt: “Wil de kandidaat voor de wijding naar voren treden?” en dan roept hij je naam. Ik herinner me als de dag van gisteren dat ik toen naar voren kwam en zei: “Ja, hier ben ik”. Met die woorden – in vol bewustzijn en in vrijheid uitgesproken – begint de wijding en ik heb het beleefd als een bewust uit handen geven van mezelf en het leven in de handen van God leggen. Concreet betekende het je leven in de handen van een bisschop leggen, die je daarna kan sturen waarheen je zelf niet van plan was te gaan. De herinnering aan dit moment drong zich door de ziekte sterk aan mij op. Toen het kankergezwel werd ontdekt, werd de regie voor een deel praktisch en als vanzelf overgenomen door de artsen. Dat “uit handen geven” wil ik nu niet alleen passief ondergaan, maar opnieuw bewust en actief beleven, ik wil het hernieuwen. Als de Heer mij op deze nieuwe weg roept, dan wil ik Hem ook daar volgen. Maar waar bid ik dan eigenlijk voor?
Velen hebben mij kaarten, brieven, bloemen gestuurd met hun hartelijke wensen en gebed voor herstel en genezing: kaarten van parochianen, van ouderen, van kinderen, van zovelen dichtbij en ver weg. De talloze kaarten en brieven hebben mij ontroerd, maar ook aan het denken gezet. Waar bid ik zelf eigenlijk voor? Voor een jaar extra? Of moet ik bidden voor vijf of tien jaar? En dan? … dan zou ik toch sterven, zoals iedereen. Daar groeide het besef dat niet het tijdstip maar de manier van sterven het belangrijkste is: de ontmoeting met de levende Heer. Daar bid ik dus voor: dat mijn lotgenoten en ik trouw mogen blijven en in de gegeven tijd mogen groeien in liefde. In dat gebed weet ik de Heer nabij. Dat is voor mij de genade van deze ziekte, en geen verdienste van mezelf.
Wat de confrontatie met je sterfelijkheid met je doet, is dat alle grote en kleine dingen op hun kop gezet worden. We willen werk maken van een synodale en missionaire kerk … dat is een groot voornemen … door ernstige ziekte wordt het niet minder belangrijk, maar het voornaamste komt wel voorop te staan. Om het in de woorden van Jezus te zeggen: “zoekt eerst de gerechtigheid van het Koninkrijk Gods, en al het andere zal u erbij gegeven worden.”
Nu maak ik een sprong, en toch ook weer niet.
Want als ik daarbij stil sta, vind ik het eigenlijk vreemd dat zo iets ernstigs als de confrontatie met de dood dit bewerkt. Is er niets anders wat dit voor ons kan doen? Ik denk het wel. De eerste herinnering die opkwam, kwam niet zomaar. Ik denk dat de liefde, maar dan de Liefde met een hoofdletter, de liefde die we van God hebben leren kennen, dit voor ons kan doen. Binnenkort gaan we opnieuw die liefde vieren op het hoogfeest van kerstmis. Liefde is een groot woord en ieder heeft daar een mening over. Hoe meer ik naar de kerk in onze maatschappij kijk, – en we ademen allen dezelfde lucht in – hoe meer ik denk dat het misschien beter is, te spreken van eerlijkheid dan van liefde. De echte scheiding is namelijk niet tussen gelovigen en ongelovigen, ook niet tussen gelukkige en ongelukkige mensen, maar tussen oprechte zoekers naar waar-heid (mensen die de waarheid liefhebben) en mensen die niet naar waarheid zoeken. Jezus zegt ervan: “God is waarheid”, en “wie zoekt vindt, voor wie klopt wordt opengedaan”.
Onze kerk zoekt een weg vooruit, iedereen zoekt een weg vooruit. De tijd is niets anders dan wat wij ervan maken. Hoe gaat dat in zijn werk? Heiligt het doel de middelen? Nee, het doel zou ons het meest moeten bezighouden, maar het is zo verleidelijk om met de middelen aan de gang te gaan. Dat belooft een snellere oplossing, maar in feite is het een oplossing die ons niet persoonlijk beroert en dan verandert er eigenlijk ook niet veel. Een confrontatie met de dood kan ons weer recht zetten, maar ik verwacht meer van een (nieuwe) confrontatie met de Liefde. Die gebeurt niet zonder dat wij ons persoonlijk inzetten en zoeken, eerlijk en oprecht. Dat is mijn droom: dat het ondanks alle grote problemen mogelijk zal zijn elkaar als tochtgenoten te ontmoeten en een eerlijk gesprek te voeren.
(Samen) Zoeken naar wat waar is, vraagt om eerlijkheid. In de eucharistische gebeden van de Advent klinken twee woorden die daarbij aansluiten: “hoopvol en vastberaden” (eerste prefatie van de Advent). Zoeken doe je als er hoop is dat je kunt vinden. Maar er zijn ook momenten dat de waan van de dag of de vertrouwdheid van het verleden alles verduistert en je op een zijspoor leiden van oplossingen die niet echt helpen. Dan is vastberadenheid nodig om de hoop niet op te geven. Mijn ervaring in deze tijd van ziek-zijn is dat wie zoekt naar wat waar en goed is, opnieuw ondervindt dat Godsmensgeworden Liefde in ons midden is en (doorheen onze tochtgenoten) zelf de weg, de waarheid en het leven voor ons is.
Een gezegende adventstijd en een Zalig Kerstmis, met u verbonden in gebed,
Mgr. Jan Liesen
Bisschop van Breda